Samenvatting

Financiële samenvatting 2020 - 2023

Terug naar navigatie - Financiële samenvatting 2020 - 2023
Exploitatie Realisatie 2018 Begroting 2019 Begroting 2020 Meerjarenraming 2021 Meerjarenraming 2022 Meerjarenraming 2023
Lasten 35.065.816 37.689.582 38.433.630 38.479.491 38.684.082 38.947.415
Baten -33.911.600 -34.142.413 -34.240.396 -35.065.853 -36.514.751 -38.046.920
Gerealiseerd saldo van baten en lasten 1.154.216 3.547.169 4.193.234 3.413.638 2.169.332 900.496
Stortingen 2.490.511 861.000 982.000 982.000 1.082.000 1.082.000
Onttrekkingen -3.730.138 -4.408.168 -3.172.374 -3.076.469 -2.688.543 -2.614.327
Mutaties reserves -1.239.627 -3.547.168 -2.190.374 -2.094.469 -1.606.543 -1.532.327

Beleidsmatige samenvatting

Terug naar navigatie - Beleidsmatige samenvatting

Inleiding
De begroting 2020 zoals die voor u ligt is niet in evenwicht alsmede de jaarschijven 2021 en 2022. Dat wil zeggen dat de lasten niet worden gedekt door baten. Wel is de jaarschijf 2023 sluitend. Voor 2023 wordt een positief resultaat verwacht van € 632.000 waarvan € 310.000 structureel.

Begrotingssaldi:
De uitkomst van de begroting en meerjarenraming is als volgt:

Begrotingssaldo per jaar

2020

2021

2022

2023

Begrotingssaldo

2.003 N 1.319 N 563 N 632 V
(x €1.000 - N = Nadelig, V = Voordelig)

Het begrotingssaldo geschoond voor de incidentele baten en lasten is als volgt:

Begrotingssaldo zonder incidentele baten en lasten

2020 2021 2022 2023
Begrotingssaldo meerjarenraming 2.003 N 1.319 N 563 N 632 V
Saldo incidentele baten en lasten 543 N 459 N 334 N 322 N
Structurele begrotingssaldo 2.546 N 1.778 N 897 N 310 V
(x €1.000)

Nieuw beleid
In de begroting is voor het jaar 2020 in totaal € 4.131.190 aan nieuw beleid geraamd. Hiervan wordt € 1.477.588 geactiveerd. Uit de reserves worden gedekt: € 1.559.500 en ten laste van de begroting komt € 1.094.102.

Begrotingstekorten 2020 -2022
Voor de geraamde begrotingstekorten wordt een aparte reserve gevormd: "reserve begrotingstekort 2020 - 2022" . Deze is groot: € 3.885.000. Om het tekort in de begroting voor de jaren 2020-2022 te kunnen dekken worden onttrekkingen uit de reserves gedaan. Deze worden hieronder nader toegelicht.

Reserves
1. Inzet reserves ter dekking van het begrotingstekort
Om de geraamde begrotingstekorten te kunnen dekking uit de reserve zonder bestemming, worden de volgende reservemutaties voorgesteld:

  1. De reserves verkeersontsluiting terug te brengen tot € 500.000 waarbij het restant ad € 838.000 wordt toegevoegd aan de reserve zonder bestemming;
  2. De reserve volkshuisvesting op te heffen waarbij het saldo van € 396.000 wordt overgeboekt naar de reserve zonder bestemming;
  3. Het saldo van de volgende reserves met bestemmingen (in totaal € 205.000) over te boeken naar de reserve zonder bestemming;
    • onderdeel kern Staphorst: € 132.000;
    • uitvoering cultuurnota: € 60.000;
    • beeldende kunst- en cultuurbeleid (slagvaardig aankopen van kunstwerken): € 13.000.
  4. De reserve grondexploitatie tot een bedrag van € 4,6 miljoen overboeken naar de reserve zonder bestemming;
  5. Het saldo van de reserve grondexploitatie: € 143.000 met bestemming onderdeel Rouveen West-III ten gunste van de reserve zonder bestemming brengen;
  6. Van de reserve rioolbeheer (totaal € 3 miljoen) een bedrag van € 2,1 miljoen overboeken naar de reserve afschrijving gemeentelijke gebouwen en € 0,9 miljoen naar een nieuw te vormen reserve afschrijving vervoermiddelen;
  7. Een nieuwe reserve vormen ter dekking van de begrotingstekorten 2020 t/m 2022 ad € 3.885.000 ten laste van de reserve zonder bestemming.

2. Ontwikkeling vrij besteedbare reserves
De vrij besteedbare reserves bestaan uit: de algemene reserve, de reserve zonder bestemming en de reserve grondexploitatie. Echter, de algemene reserve ad: € 3,4 miljoen vormt de buffer voor opvang van incidentele nadelen en het weerstandsvermogen. Voor de reserve grondexploitatie geldt de bepaling dat deze minimaal een stand moet hebben van 30% van de waarde van de gronden die niet in exploitatie zijn genomen. Feitelijk is de reserve zonder bestemming vrij beschikbaar.

Jaar Algemene reserves Reserves zonder bestemming Reservers begrotingstekort

Reserves grondexploitatie

Stand begin 2020 3.400 580 - 6.114
Toevoegingen/onttrekkingen  

6.171
-5.323

  -4.600
-152
Vorming reserve begrotingstekort     3.885  
Geraamd begrotingstekort 2020     -2.003  
Stand eind 2020 3.400 1.428 1.882 1.362
(x €1.000)

Voor de jaren 2021 tot en met 2023 wordt € 963.000 ten laste van de reserve zonder bestemming gebracht. Er resteert op begrotingsbasis eind 2023 een saldo van € 465.000 als reserve zonder bestemming. Kortom: de vrij beschikbare reservepositie is beperkt. 

Weerstandsvermogen
De belangrijkste risico's staan vermeld in de paragraaf Weerstandsvermogen.

Voor een beoordeling van de financiële positie is ook een beeld nodig van de balanspositie. Dit wordt uitgedrukt in de kengetallen netto schuldquote, solvabiliteitsratio en het weerstandsvermogen. De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Het eigen vermogen wordt uitgedrukt in het balanstotaal. Hoe hoger de solvabiliteitsratio, hoe groter de financiële weerbaarheid van de gemeente. De VNG adviseert een minimale ratio van 20%. De gemeente Staphorst zit meerjarig boven de 85%. Het kengetal netto schuldquote, ook wel bekend als de netto schuld als percentage van de inkomsten, geeft een indicatie van de financiële vermogenspositie van een gemeente. Met deze indicator wordt de netto schuld, zoals die zichtbaar is op de balans, uitgedrukt als een percentage van de inkomsten (exploitatie). De adviesgrens is maximaal 130%. De gemeente Staphorst zit voor 2020 op -19%. De weerstandscapaciteit is nog steeds goed. Dit blijkt uit de verhouding tussen het risicoprofiel en het aanwezige weerstandsvermogen (algemene en risicoreserve). Dat is meer dan 4,0. Dit betekent dat voor iedere euro aan risico’s er ruim vier euro aan reserves (algemene reserve en reserve grondexploitatie) post onvoorzien en de nog niet benutte belastingcapaciteit tegenover staan. Per 1 januari 2020 bedraagt de stand hiervan: € 8,3 milj. Het risicoprofiel bedraagt € 1,9 milj. oftewel: bijna 4,5 en daarmee is het weerstandsvermogen ruim voldoende om alle risico's af te dekken.

 Algemene uitkering van het gemeentefonds
De meicirculaire 2019 is verwerkt in de begroting. De septembercirculaire 2019 is te laat beschikbaar om mee te nemen in de cijfers.

In de begroting 2020 zijn de ramingen van de algemene uitkering opgenomen tot en met de meicirculaire 2019. De maatstaven in de meicirculaire 2019 zijn geactualiseerd, met name aan de hand van de woningbouwprogrammering. De meicirculaire 2019 leidt ten opzichte van de begroting 2019 de volgende uitkomsten:

  2020 2021 2022 2023
Begroting 2019 21.599 22.204 22.816 -
Begroting 2020 21.598 22.043 22.310 22.945
Verschil -1 -161 -506 22.945
(x €1.000)

De septembercirculaire 2019 is inmiddels globaal doorgerekend. Ten opzichte van de meicirculaire 2019 zijn de ontvangsten voor 2020: € 0,2 miljoen hoger. In 2023 loopt dit op naar € 0,4 miljoen.

Onroerendezaakbelastingen en lastendruk
In de begroting 2020 - 2023 wordt voorgesteld om de ozb te verhogen met jaarlijks 10% (tot en met 2023). In de begroting 2020 is gerekend met de actuele Woz-waarden en het actuele inflatiepercentage. Dit geeft meerjarig bij deze belasting een relatief forse lastenstijging. De afvalstoffen- en de rioolheffing blijven gelijk in dit begrotingsjaar. Voor de bepaling van de gemiddelde belastingdruk worden deze drie heffingen als basis genomen. Een gemiddeld gezin is € 31 meer kwijt aan woonlasten per jaar.

Het college stelt daarnaast voor om de leges te verhogen met gemiddeld 15%. Verder is het voorstel om de hondenbelasting met 10% te verhogen. Een nadere toelichting vindt u in de paragraaf lokale heffingen.

Tenslotte wordt voorgesteld om de heffingen voor toeristen- en forensenbelasting beide met afgerond 35% te verhogen.

Sociaal domein:
Eén van de risicofactoren met potentieel groot financieel effect wordt gevormd door de kosten van het sociaal domein. Sinds begin 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor extra taken op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en participatie. We krijgen hiervoor wel middelen, echter deze zijn tot nu toe onvoldoende geweest met name op de jeugdzorg. Dit geldt voor driekwart van de Nederlandse gemeenten. De gemeenten die wel uitkomen met de budgetten voor jeugdzorg e.a. hulp en ondersteuning in het sociaal domein geven allen aan dat zij sinds 2014 extra hebben geïnvesteerd in preventie en in een sterke toegang. Met de inrichting van het loket 0-100 en een forse investering op de ontwikkeling daarvan en op preventie en vroegsignalering vindt het college het verantwoord om de komende jaren besparingen in te boeken op de jeugdzorg. Deze bestaan uit verminderde inzet van zorg met name in het dure specialistische segment en het niet indexeren van de zorgkosten (belangrijkste post bij 'scherp ramen').

Uitdagingen voor de toekomst
Een aantal ontwikkelingen zijn in deze begroting niet opgenomen, omdat de financiële consequenties nog niet bekend zijn.

  • Gemeentehuis: het gemeentehuis moet volgens het Bouwbesluit in 2023 over energielabel C beschikken. In deze begroting is onder nieuw beleid € 50.000 geraamd voor kosten onderzoek gemeentehuis. Zie hiervoor de lijst van investeringen. De kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van deze maatregelen zijn nog niet verwerkt in de meerjarenbegroting.
  • Energietransitie/Klimaatmaatregelen. Als gevolg van Rijksdoelstellingen op het vlak van Energie & Klimaat én onze eigen doelstelling om in 2050 een energie neutrale gemeente te zijn, is er in korte tijd in feite een geheel nieuw beleidsterrein ontstaan. In het programma Energie & klimaat is een raming gemaakt voor welke middelen (formatie, geld) nodig zijn om deze doelstellingen te behalen. De benodigde middelen zijn voor 2020 deels,- en voor de periode vanaf 2021, niet aanwezig. In overleg met de VNG en de provincie Overijssel zoeken we naar een oplossing. Ons college heeft ondertussen een prioritering van projecten aangewezen waarbij het primaat ligt bij wettelijke taken. We streven er naar om bij de zomernota van volgend jaar (= 2020) een oplossing voor dit beleidsterrein te kunnen presenteren.
  • Omgevingswet. De komst van de Omgevingswet vraagt ons om adequate voorbereidingen te treffen. Als organisatie willen we zo goed mogelijk zijn voorbereid op de komst van de nieuwe wetgeving die haar intrede doet op 1 januari 2021, zodat de organisatie per 2021 in de geest van de Omgevingswet haar diensten kan verlenen. De implementatie van de nieuwe Omgevingswet is een organisatiebreed en langdurig traject, waarbij de organisatie op sommige plekken dicht bij haar huidige zelf kan blijven maar op andere gebieden – alleen of in samenwerking met andere partijen- het wiel opnieuw moet uitvinden. Dit vraagt veel van onze organisatie: het vraagt tijd en aanpassingsvermogen van de vele betrokken medewerkers en voldoende financiële middelen om de dienstverlening ‘Omgevingswetproof’ te maken.