Overige financiële aandachtspunten en ontwikkelingen

Algemene uitkering (mei-circulaire 2019)

Terug naar navigatie - Algemene uitkering (mei-circulaire 2019)

Globale analyse Algemene Uitkering begroting 2019 - 2023

De (meerjaren-) uitkomsten van de algemene uitkering uit het gemeentefonds geeft voor Staphorst het volgende beeld in de ramingen van de gemeentebegroting 2020.

Omschrijving 2019 2020 2021 2022 2023
Algemene uitkering € 20.938 € 21.598 € 22.043 € 22.570 € 23.205
Afname ten opzichte van de begroting 2019 €- + € 0 - € 161 -€246  -€276
Stijging ten opzichte van het jaar 2018 op basis van de mei- circulaire 2018 + € 41 + € 1.407 + €1.511 € - €-

BTW Compensatie Fonds (BCF)
De bevoorschotting van de ruimte onder het BTW Compensatie Fonds (BCF)-plafond vindt met ingang van het begrotingsjaar 2019 plaats van oktober tot en met december. De uitbetaling van de ruimte onder het BCF-plafond loopt dus niet meer mee met de periodieke voorschotten van de algemene uitkering vanaf januari. Deze aanpassing houdt ook in dat de ruimte onder het BCF-plafond niet meer geraamd wordt in de algemene uitkering, maar afzonderlijk wordt geraamd.

Er is al enkele jaren (na beëindigen van de economische crisis) sprake van een dalende ruimte onder het BCF-plafond. Zo is de in de septembercirculaire 2018 gepresenteerde raming voor 2018 neerwaarts bijgesteld waardoor voor de gemeenten nog slechts een kleine ruimte onder het BCF-plafond resteert. Zoals bij de zomernota 2019 gemeld is dat een te positieve inschatting geweest; die ruimte is er niet.

Kortom de ruimte onder het BCF-plafond neemt steeds verder af. Een pessimistische inschatting is, dat er vanaf 2020 mogelijk al geen ruimte meer onder het BCF-plafond is. Op basis van de huidige trend zal er tijdens de meerjarenraming 2020 – 2023 op enig moment geen sprake meer zijn van ruimte onder het BCF-plafond. Mogelijk slaat het zelfs om in een tekort, ofwel hogere declaraties dan het BCF-plafond. In dat geval wordt de overschrijding van het BCF-plafond zelfs gekort op de algemene uitkering. Op basis hiervan hebben wij het voorzichtigheidsbeginsel in acht genomen en is geen ruimte meer onder het BCF-plafond geraamd.

Extra middelen jeugdzorg in 2022 en 2023 : “structureel” geraamd
Het kabinet heeft besloten extra middelen toe te voegen aan het jeugdhulpbudget voor 2019, 2020 en 2021. Aanvullend wordt onderzoek verricht om te kunnen bepalen of, en zo ja in welke mate, gemeenten structureel extra middelen nodig hebben.

De provinciale toezichthouders hebben het voorgenomen onderzoek en de uitkomsten daarvan meegewogen in de beoordeling van de meerjarenraming in de gemeentelijke begroting. 

Het Rijk is gekomen met een richtlijn in overleg met de provinciale toezichthouders. Kern hierin is:

  1. De extra middelen jeugdzorg voor de jaren 2019 tot en met 2021, die onderdeel uitmaken van de algemene uitkering, worden als structureel dekkingsmiddel aangemerkt.
  2. Voor de jaren 2022 en 2023 kan door de gemeente een stelpost ‘Uitkomst onderzoek jeugdzorg’ geraamd worden: per gemeente naar rato van de € 300 miljoen (in 2021).
  3. Voor onze gemeente is dat: € 260.000.
  4. Deze stelpost ‘Uitkomst onderzoek jeugdzorg’ kan als structureel opgenomen worden.
  5. Voorwaarde is dat daarnaast gemeente tevens zelf maatregelen neemt in het kader van de transformatie rondom jeugdzorg en ggz mede gericht op beheersing van de kosten. Gemeenten spelen immers zelf ook een actieve rol in de transformatie en daarmee ook in het kunnen beperken van de uitgaven.

Herziening van de financiële verhouding = Gemeentefonds
In juni 2018 heeft de minister van Binnenlandse Zaken aan de Tweede Kamer gemeld te werken aan een herziening van het totale gemeentefonds. Met deze herziening van het gemeentefonds wordt onder meer beoogd om de vastgestelde knelpunten in de verdeling van de middelen voor het sociaal domein op te lossen. Niet alleen dat maar het doel van de herziening van het gemeentefonds is te komen tot een volledige en integrale herijking van het gemeentefonds.

Het herverdelingsonderzoek van het gemeentefonds verloopt via twee sporen:

  1. Herverdeling sociaal domein (de evaluatie verdeelmodellen sociaal domein, EVSD);
  2. Heroverweging “klassiek gemeentefonds” (de overige delen van het gemeentefonds)..

Beide trajecten zijn aanbesteed aan een tweetal onderzoeksbureaus en de afronding hiervan is gepland in januari 2020.

Het is de bedoeling om de nieuwe verdeelmodellen in 2021 in te voeren. Dat betekent dat de uitkomsten van het verdeelonderzoek in de meicirculaire van 2020 worden gepubliceerd. Om tijd te hebben voor politieke afweging, dienen de bovengenoemde onderzoeken eind 2019 te zijn afgerond.

Onderbesteding
Het is niet ondenkbeeldig; zelfs aannemelijk dat de komende jaren er sprake zal zijn van onderbesteding bij het Rijk. Dit heeft dan een nadelig gevolg voor de voeding van het gemeentefonds. De vraag is alleen in welke mate. Feit is dat de gevolgen van de PAS-regeling en die van het versneld afbouwen van de gasproductie in Groningen niet in de Miljoenennota 2020 zijn meegenomen. Het meerjarig oplopend effect daarvan op het gemeentefonds wordt berekend op € 120 miljoen.

Onderbesteding is een reden voor accresmutatie (de jaarlijkse toename of afname van het gemeentefonds, voortvloeiend uit de trap op trap af-methode wordt het accres genoemd). Maar ook kabinetsbeslissingen om de uitgavenplafonds te verhogen zoals maatregelen uit de Miljoenennota 2020: het woningmarktpakket en het pensioenakkoord. Het verlagen van uitgavenplafonds kunnen nodig worden als de inkomsten dalen bij vertraging van de economische groei. In dat kader zijn er een aantal risico’s te noemen zoals een harde Brexit, de handelsoorlog USA-China en de stijgende olieprijzen.

Reserves

Terug naar navigatie - Reserves

Ontwikkeling reservepositie 2020 - 2023 aan het begin van het kalenderjaar

Reservenaam 2019 2020 2021 2022 2023
Alg. reserves 14.593 10.094 6.189 5.726 5.444
Bestemmingsreserves 38.593  35.985 34.287 30.904 28.766
Voorzieningen 2.217  2.224 2.221 2.220 2.221
TOTAAL 55.403 48.303 42.698 38.850 36.431
(x €1.000)

Toelichting
Aanpassing reservestaat
Deze is afwijkend met die van vorig jaar. De afwijking is dat in de reservestaat niet alleen de door uw raad genomen besluiten zijn verwerkt maar ook de voorgenomen investeringen zoals die zijn opgenomen in de Lijst van Investeringen en waarbij een reserve als dekkingsmiddel is aangewezen. Hierdoor geeft de reservestaat een beter inzicht in de ontwikkeling en de stand van de reserves en voorzieningen. Immers de voorgenomen dekking van investeringen ten laste van een reserve worden weer gegeven.

De toezichthouder gebruikt voor de toetsing van de begroting onder andere de staat van lasten en baten. In de staat van baten en lasten wordt bijvoorbeeld opgenomen de voorgenomen dekking uit de reserves waartoe de raad nog niet toe heeft besloten. Dat is niet wat de provincie vraagt namelijk uitsluitend de verwerking van de genomen besluiten door uw raad. Hierdoor sluiten de bedragen niet aan bij de onderstaande staat van reserves en voorzieningen. Dit "probleem" is opgelost door naast onderstaande staat een extra staat samen is gesteld die aan de eis van de provincie voldoet. Opgemerkt wordt dat de onderstaande staat uitsluitend een informatieve waarde heeft. Het wil niet zeggen dat de hierin opgenomen dekkingsmiddelen/beschikkingen bij de vaststelling van de begroting formeel beschikbaar zijn gesteld. 

Reserve gebouwenbeheer
In de begroting van 2019 staat de voorziening gebouwenbeheer opgenomen. Dit ter uitvoering van het BBV (begrotingsvoorschriften). Gebleken is dat het hebben van een voorziening wel gebruikelijk is maar geen wettelijke verplichting. Nadeel van het hebben van een reserve is dat deze wordt mee genomen bij de bepaling van het structureel saldo die daardoor lager wordt. Voordeel van het hebben van een reserve is dat zowel ambtelijk als door de accountant minder aandacht (tijd en kosten) aan hoeft te worden besteedt. In afwachting van de eind dit jaar samen te stellen gebouwenbeheerplan is vooralsnog de reserve gebouwenbeheer opgenomen. In de nota zal een definitief voorstel worden voorgelegd. 

Overzicht reserves en voorzieningen

  Saldo 31-12-2019 Saldo 31-12-2020 Saldo 31-12-2021 Saldo 31-12-2022

Saldo 31-12-2023

Algemene reserves
Algemene reserve 3.400 3.400 3.400 3.400 3.400
Reserve zonder bestemming 580 1.428 964 682 465
Reserve voor grondexploitatie 6.114 1.362 1.362 1.362 1.362
Totaal algemene reserves 10.094 6.190 5.726 5.444 5.227
Overige bestemmingsreserves
Reserve voor grondexploitatie met bestemming 733 600 600 600 600
Reserve dekking nadelig begrotingssaldo '20 - '23 1.882 563 0 0
Reserve afschrijving investeringen openbare ruimte met maatschappelijk nut 7.169 7.070 6.816 6.557 6.295
Reserve zandput Hooidijk

108

 

108 108 108 108
Reserve rioolbeheer 6.152 3.152 3.152 3.152 3.152
Reserve matiging afvalstoffenheffing 617 332 18 11 11
Reserve met bestemmingen 358 141 129 116 104
Reserve wegenbeheer (verkeersinfra)
a. betonwegen
b. asfalt- en elementenverharding

4.000
1.997

4.000
1.548

4.000
1.084

4.000
704


4.000
310

Reserve verkeersontsluiting 1.338 500 500 500 500
Reserve afschrijving gemeentelijke gebouwen 10.237 11.557 10.800 10.007 9.276
Reserve afschrijving vervoermiddelen 774 598 417 246
Reserve volkshuisvesting 396 0 0 0 0
Reserve gebouwenbeheer 1.357 1.358 1.447 1.480 1.530
Reserve automatisering 69 97 122 145 165
Reserve EPOS 325 120 0 0 0
Reserve sociaal domein 967 967 967 967 967
Reserve achtergestelde lening Vitens 162 81 0 0 0
Reserve onderhoud combischool Staphorst 0 0 0 0 0
Totaal Overige bestemmingsreserves 35.985 34.287 30.904 28.766 27.265
Totaal reserves 46.079 40.477 36.631 34.209 32.490
Voorzieningen
Voorziening pensioenverplichting wethouders 1.254 1.350 1.447 1.546 1.646
Voorziening frictiekosten reorganisatie 0 0 0 0
Voorziening zandput Hooidijk 34 36 38 40 42
Voorziening personeel museumboerderij 0 0 0 0
Voorziening voormalig personeel 935 835 735 635 535
Voorziening gebouwenbeheer 0 0 0 0
 Totaal voorzieningen 2.224 2.221 2.220 2.221 2.223
Totaal reserves/voorzieningen
48.303 42.968 38.850 36.431 34.714

Rentebeleid/ lijst van investeringen

Terug naar navigatie - Rentebeleid/ lijst van investeringen

Voor het jaar 2020 worden geen rentelasten toegerekend aan de te activeren investeringen. Wel zijn de werkelijk te betalen rentelasten in de begroting opgenomen. Deze werkwijze sluit naadloos aan bij de herziening van de nieuwe BBV- verslagleggingsregels rondom het toerekenen van rente aan grondexploitaties namelijk het uitsluitend toerekenen van de werkelijk betaalde rente over het vreemde vermogen.

Niet gebruikte kapitaallasten: bestemming

Terug naar navigatie - Niet gebruikte kapitaallasten: bestemming

Verkeersinfrastructuur
Investeringen/projecten waarvoor dekkingsmiddelen (= afschrijvingslasten) zijn geraamd in de Lijst van Investeringen en niet in uitvoering zijn gebracht vallen in 2020 incidenteel vrij. De bestendige gedragslijn wordt doorgezet door deze eenmalig vrijvallende middelen toe te voegen aan de reserve verkeersinfrastructuur. Met deze incidentele middelen wordt een structureel effect gerealiseerd namelijk dat door toevoeging aan deze reserve de gemiddelde jaarlijkse storting wordt verlaagd. Dit effect wordt bij de vaststelling van het Wegenbeheerplan als dekkingsmiddel mee genomen.

NB
Dit geldt niet voor de geraamde afschrijvingslasten voor de investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Immers deze lasten worden bij ingebruikneming ten laste van de reserve investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut gebracht. Praktisch betekent dit dat de toevoeging aan de reserve verkeersinfrastructuur minimaal zal zijn.

Bezuinigings- en ombuigingsmaatregelen voorgaande en huidige begroting(en)

Terug naar navigatie - Bezuinigings- en ombuigingsmaatregelen voorgaande en huidige begroting(en)

In de jaren 2016 t/m 2019 hebben geen bezuinigingen en ombuigingen plaatsgevonden. In de begroting 2020 worden de volgende maatregelen voorgesteld:

a. bij de zomernota is besloten tot herprioritering van nieuw beleid en bezuinigingen tot een bedrag van € 2.666.000

b. bij de begroting zijn aan maatregelen ombuigingen (€ 460.000) en inkomstenverhogingen (552.000) voorgesteld.